Tienduizenden mensen zijn zaterdag in Washington en tientallen andere Amerikaanse steden bijeengekomen om te protesteren tegen discriminatie bij het stemmen. Volgens de betogers maken wetten in meerdere Amerikaanse staten het moeilijker voor minderheden, zoals zwarten, om mee te doen aan verkiezingen.
De demonstranten doelen voornamelijk op de staten waar de Republikeinen van de voormalige Amerikaanse president Donald Trump aan de macht zijn. De organisatoren van de protesten spreken over “racistische, antidemocratische” wetten die kiezers onderdrukken.
Sinds januari hebben minstens achttien staten in totaal dertig beperkende kieswetten aangenomen, benadrukken critici. Het gaat bijvoorbeeld om het voorschrift dat iemand een vast adres moet hebben om zich te registreren voor het stemmen. In sommige staten kwam ook een verbod op het zogenoemde drive-through-stemmen, vanuit de auto. Dit gebeurde veel tijdens de verkiezingen van vorig jaar vanwege de coronapandemie.
De datum voor de demonstraties is niet willekeurig gekozen: op 28 augustus 1963 trok een kwart miljoen mensen naar Washington voor een massale burgerrechtendemonstratie, met als hoogtepunt de beroemde “I have a dream”-toespraak door dominee Martin Luther King.
Discriminerende verkiezingsmaatregelen zijn sinds 1965 verboden in de Verenigde Staten, maar sommige staten, voornamelijk in het zuiden, voeren vaak technische aanpassingen door in wetgeving die het voor met name Afro-Amerikanen moeilijker maakt om te stemmen. Deze groep stemt over het algemeen Democratisch.